(V)Echtscheiding en de kinderen

In Nederland komen complexe scheidingen steeds vaker voor: ongeveer 25-50% van de 33.000 jaarlijkse scheidingen is een 'vechtscheiding'. Problemen in de relatie ontstaan bijvoorbeeld omdat mensen hun partner puur op basis van liefde kiezen (wat niet altijd voldoende blijkt), er meer gemengde huwelijken vóórkomen (hierin kan het verschil tussen partners onoverbrugbaar blijken) en men heeft het idee dat de partner jou gelukkig moet maken (wat niet realistisch is). Als deze problemen resulteren in een scheiding lijkt dit steeds complexer te worden. Zo krijgen vaders juridisch meer rechten (gedeelde voogdij) dan voorheen en indien er minderjarige kinderen in het spel zijn, moet er al heel snel een ouderschapsplan klaarliggen. Bovendien legt men steeds vaker de schuld bij de partner, wanneer de relatie mislukt, wat tot meer conflicten kan leiden.

 

Ongeveer 70.000 kinderen onder de 21 jaar hebben jaarlijks te maken met een scheiding. Zo'n 60% hiervan gaat bij de moeder wonen, 25% woont afwisselend bij beide ouders en de rest (met name puberende jongens) woont bij hun vader. Tien procent van de kinderen verliest na een scheiding het contact met één van de ouders. Op korte termijn na een scheiding hebben kinderen vaak last van emotionele en lichamelijk klachten en afnemende schoolprestaties. Tevens hebben ze minder contact met zowel de uit- als thuiswonende ouder (de ouder die voorheen vaker thuis was, moet uit financiële nood nu meer gaan werken), waardoor de band met ouders verzwakt. Op de lange termijn kunnen er meer problemen omtrent agressie, delinquentie, middelmisbruik, depressie en angst ontstaan. Ook problemen op school en in vriendschapsrelaties nemen toe.

 

Kinderen lijden meer onder een scheiding als er (met name) veel en ernstige conflicten zijn tussen de ouders, er een minder goede band met de inwonende ouder is, er verlies is van contact met de uitwonende ouder, er meer veranderingen zijn n.a.v. de scheiding (bijv. verandering van school of woonplaats ) en er sprake is van financiële achteruitgang. De scheiding wordt als minder erg ervaren als er geen sprake is van bovenstaande risicofactoren; als de ouders een goede relatie behouden, er interesse voor de kinderen is, humor (relativering) is bij de ouders, er geen geruzie in het bijzijn van de kinderen en de ouders geen kwaad spreken over elkaar. Het kind moet namelijk onvoorwaardelijk van beide ouders kunnen blijven houden.

 

Hulp bij scheiding is er voor zowel kinderen (individueel of in een groep), ouder(s), of beide. Voorbeelden zijn ‘Kiesvoorhetkind’, ‘Jij en scheiden’, Jeugd GGZ/-zorg, begeleide omgang en Triple P. Kinderen hebben begrip en erkenning nodig. Daarnaast hebben zij baat bij informatie en verheldering omtrent emoties die opspelen, begeleiding in het 'rouwproces', bescherming van hun loyaliteit naar beide ouders, begeleiding in de aanpak van praktische problemen (verandering in bijv. de woonsituatie) en herstel van hun gewone leven. Aandacht voor het zelfbeeld, beleving van competenties en het sociale netwerk zijn tevens van groot belang.

 

De ouders hebben voor een gezonde transitie bij een scheiding nodig begrip en erkenning te krijgen en hebben tevens baat bij rouwbegeleiding. Daar waar nodig is het belangrijk ouders te begeleiden in het leren de kinderen centraal te zetten, communicatie tussen ouders te verhelderen en te leren hoe zij samen de ouderrol kunnen te blijven vervullen. Het is belangrijk om als hulpverlener bewust te blijven van het feit dat het onmogelijk is de pijn van de scheiding te voorkomen of ongedaan te maken en dat de ouders de regie zullen houden over de mate waarin hulp aan hen en het kind wordt toegestaan.

 

Marieke 

Psycholoog - jeugd en gezin 

online consultant 

(Bron: www.verhaal-en-context.nl)